Zomer 1998, terwijl Kaboel in puin ligt, gaat het dagelijks leven in de door de Taliban bezette stad door. Mohsen en Zunaira zijn jong en verliefd. Ze geloven, ondanks alles, in een betere toekomst. Ondertussen worstelen de oudere en minder hoopvolle Atiq en Mussarat met eigen problemen: hij als sceptische gevangenisbewaker, zij met een ongeneeslijke ziekte. Onverwacht kruisen de paden van de twee koppels elkaar als Zunaira in de gevangenis belandt waar Atiq, met gevaar voor eigen leven, besluit haar te helpen.