Joeri Dmitriev graaft op wat de huidige Russische machthebbers het liefst willen vergeten. Na jarenlang zoeken vindt hij in de naaldbossen van Karelië in Noordwest-Rusland een massagraf met duizenden heimelijk geëxecuteerden tijdens Stalins ‘Grote Terreur’ van 1937. Niet de Russische overheid, maar Dmitriev spoort onvermoeibaar hun identiteiten op in de archieven en organiseert herdenkingen voor de nabestaanden. Dankzij zijn inspanningen weten zij eindelijk waar hun verdwenen familieleden zijn gebleven. Dat hij zelf als baby is achtergelaten in een kraamkliniek, maakt hem een man met een missie: ‘Als mens moet je mogen weten waar je vandaan komt en waar je familie is begraven.’ Terwijl het buitenland steeds meer erkenning toont voor deze ‘archeoloog van de terreur’, wordt Dmitriev in Rusland verdacht gemaakt als iemand die met het westen heult. Dan wordt hij gearresteerd, op basis van een gefabriceerde aanklacht.