
De dertienjarige John houdt zijn ouders en zus gevangen in een diep gat in de grond. Zonder zijn familie brokkelt zijn op het eerste oog succesvolle eenzame leven langzaam af, terwijl zijn familie blijft proberen te ontsnappen uit het gat. Hun gevangenis lijkt metaforisch voor een gapend gat in John’s hart waar zijn bewustzijn en jeugdige geluk zich zouden moeten bevinden.