Het is 1975, een jaar voor het einde van de Culturele Revolutie. De elfjarige Wang Han woont het zuiden van China met zijn vader, moeder en zusje. Zijn vader, een acteur, moedigt hem aan om kunstschilder te worden zodat hij 'vrij kan leven'. Zijn strenge moeder maakt zich voortdurend zorgen om geld. Op school heeft Wang Han drie boezemvrienden: lange Weijun, mollige 'Luis' en kleine 'Muis'. Ze zijn allemaal verliefd op hun klasgenootje Xie Juehong. Op een dag wordt Wang Han gevraagd de dagelijkse gymnastiekles te gaan leiden. Daar heeft hij echter een duur wit overhemd voor nodig. Met tegenzin gebruikt zijn moeder daarvoor hun waardevolle kledingcoupons. Als Wang Han op een dag zijn shirt wast in de rivier, wordt het afgepakt door een moordenaar op de vlucht.